Wet Vbar: wat de nieuwe regels betekenen voor uitzendkrachten en werkgevers

De Wet Vbar – voluit Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden – is nog een wetsvoorstel, maar de bedoeling is dat de wet per 1 januari 2026 in werking treedt. Het doel van deze nieuwe regels is om schijnzelfstandigheid tegen te gaan en meer duidelijkheid te scheppen over wanneer iemand werknemer is en wanneer echt sprake is van ondernemerschap. Daarmee krijgt Nederland een nieuw juridisch kader dat grote gevolgen heeft voor uitzendkrachten, zzp’ers, uitzendbureaus en opdrachtgevers.

Wat verandert er met de Vbar?

De Vbar maakt een einde aan de grijze zone tussen loondienst en zelfstandigheid. Tot nu toe was het vaak lastig te bepalen of iemand terecht als zzp’er werkte of eigenlijk werknemer was. Vanaf 2026 komt er een toetsingskader dat de relatie scherper afbakent. Een belangrijk onderdeel is het rechtsvermoeden van werknemerschap: bij een uurtarief onder ongeveer 35 euro geldt automatisch dat iemand vermoedelijk werknemer is. Het is dan aan de opdrachtgever om te bewijzen dat er géén sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Daarnaast wordt gekeken naar de manier waarop iemand in de organisatie werkt. Hoe sterker een professional is ingebed in de structuur van het bedrijf, hoe groter de kans dat de relatie wordt aangemerkt als loondienst. Ook het wel of niet dragen van ondernemersrisico speelt een rol. De bewijslast verschuift dus nadrukkelijk naar werkgevers en bureaus die gebruikmaken van flexibele arbeid.

Gevolgen voor uitzend- en detacheringsbureaus

Voor bureaus betekent de Vbar dat contracten en werkprocessen opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden. Het is niet langer voldoende om iemand simpelweg als zzp’er te contracteren. De feitelijke situatie is bepalend. Administraties moeten worden ingericht zodat bij controles duidelijk wordt waarom iemand wel of niet als zelfstandige is ingezet. Ook het risicomanagement verandert: naheffingen en boetes liggen eerder op tafel als blijkt dat een arbeidsrelatie verkeerd is beoordeeld.

Wat betekent dit voor inleners?

Ook opdrachtgevers die personeel inhuren krijgen een zwaardere verantwoordelijkheid. Zij kunnen zich niet langer verschuilen achter het uitzend- of detacheringsbureau. Als achteraf blijkt dat een zzp’er eigenlijk werknemer had moeten zijn, kan de inlener zelf aansprakelijk worden gesteld. Dat maakt het noodzakelijk om scherp te controleren of contractvormen kloppen en om samen te werken met bureaus die voldoen aan de nieuwe toelatingseisen. Voor veel organisaties betekent dit dat HR, inkoop en juridische afdelingen nauwer moeten samenwerken om compliant te blijven.

Impact op flexkrachten

Voor uitzendkrachten en andere flexwerkers is de Vbar vooral positief. Wie in de praktijk functioneert als werknemer krijgt meer zekerheid: toegang tot sociale zekerheid, pensioenopbouw en ontslagbescherming. Daarmee wordt de positie van flexwerkers eerlijker en transparanter. Tegelijk betekent het ook dat sommige zzp’ers minder vrijheid ervaren, omdat hun werkrelatie sneller als loondienst wordt aangemerkt. Voor een deel van de zelfstandigen kan dit een beperking zijn, terwijl voor anderen juist de zekerheid van een dienstverband welkom is.

Voorbereiding

De Vbar vraagt om actie, ook al is de wet nog niet definitief. Werkgevers en bureaus doen er verstandig aan om nu al een inventarisatie te maken van hun flexibele schil. Breng in kaart wie er als zzp’er werkt, welke tarieven daarbij horen en hoe sterk deze mensen zijn ingebed in de organisatie. Pas waar nodig contracten aan en zorg dat HR- en payrollsystemen klaar zijn om de nieuwe regels te ondersteunen. Even belangrijk is goede communicatie: informeer managers, planners en flexwerkers over de veranderingen en leg uit wat dit betekent voor hun positie.