De nieuwe pensioenregeling voor uitzendkrachten per 2026

Per 1 januari 2026 verandert er veel voor iedereen die werkt met uitzendkrachten. In de nieuwe cao voor de uitzendbranche wordt de huidige pensioenregeling via StiPP vervangen door een marktconforme pensioenregeling. Daarmee komt er een einde aan de vaak bekritiseerde beperkte opbouw die uitzendkrachten tot nu toe hadden. Wat betekent dit concreet? En welke gevolgen heeft het voor zowel werkgevers als werknemers?

Van StiPP naar marktconform

Op dit moment vallen uitzendkrachten onder de StiPP-regeling (Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten). Die regeling kent twee fases: een basisregeling en een plusregeling. Pas na 26 gewerkte weken begon de opbouw in de basisregeling en na 52 weken ging een uitzendkracht over naar de plusregeling met hogere opbouw. Voor veel flexwerkers betekende dat een trage en relatief lage pensioenopbouw, zeker wanneer zij korte opdrachten hadden of vaak van werkgever wisselden.

In de nieuwe cao komt daar verandering in. Vanaf 1 januari 2026 krijgen uitzendkrachten vanaf hun eerste werkdag toegang tot een pensioenregeling die marktconform is. Dat betekent dat de voorwaarden en de opbouw vergelijkbaar worden met wat in veel andere sectoren gebruikelijk is. Hiermee komt de uitzendbranche tegemoet aan de roep om eerlijkere en transparantere arbeidsvoorwaarden.

Wat houdt een marktconforme pensioenregeling in?

Met een marktconforme pensioenregeling wordt bedoeld dat de regeling qua niveau en inhoud beter aansluit bij de pensioenregelingen die vaste medewerkers in andere sectoren al hebben. Waar de StiPP-regeling relatief beperkt was en vaak achterbleef bij andere pensioenfondsen, moeten de nieuwe afspraken ervoor zorgen dat uitzendkrachten niet meer structureel minder pensioen opbouwen dan hun collega’s in vaste dienst.

Concreet betekent dit dat:

  • de opbouw direct vanaf dag één begint;
  • de premie-inleg hoger ligt dan in de huidige StiPP-basisregeling;
  • zowel werkgever als werknemer bijdragen aan de pensioenpremie;
  • het totaalniveau van de opbouw vergelijkbaar wordt met pensioenregelingen in andere cao’s.

De exacte percentages en invulling kunnen per cao-periode of nadere uitwerking nog verschillen, maar de hoofdlijn staat vast: de pensioenpositie van uitzendkrachten wordt structureel verbeterd.

Wanneer start de pensioenopbouw?

Een van de grootste veranderingen is dat de opbouw direct start vanaf de eerste werkdag. In de huidige situatie begon pensioenopbouw pas na een half jaar werken, waardoor uitzendkrachten die kortere opdrachten vervulden helemaal niets opbouwden. Vanaf 2026 telt elke gewerkte dag mee. Dat maakt de regeling eerlijker, eenvoudiger en transparanter.

Voor uitzendkrachten betekent dit dat zij vanaf hun allereerste werkdag pensioenrechten opbouwen, ongeacht de duur van hun opdracht. Voor werkgevers betekent dit dat er vanaf dag één pensioenpremie moet worden afgedragen.

Gevolgen voor werkgevers

Ten eerste stijgen de kosten. Omdat pensioenopbouw direct begint en de premie-inleg hoger ligt, nemen de totale loonkosten per uitzendkracht toe. Dat effect is sterker bij korte opdrachten, omdat ook daar vanaf de eerste dag pensioen moet worden betaald.

Ten tweede neemt de administratieve druk toe. Werkgevers en uitzendbureaus moeten hun systemen aanpassen om ervoor te zorgen dat de pensioenopbouw vanaf dag één automatisch wordt verwerkt. De overgang van de oude StiPP-regeling naar de nieuwe marktconforme regeling vraagt om zorgvuldige implementatie en extra communicatie richting zowel opdrachtgevers als werknemers.

Ten derde vraagt het om transparantie in tarieven. Omdat de kosten per uitzendkracht toenemen, zullen tarieven naar opdrachtgevers waarschijnlijk stijgen. Het is belangrijk dat werkgevers dit goed uitleggen, zodat er geen verrassingen ontstaan bij facturatie.

Voordelen voor uitzendkrachten

Voor werknemers is de verandering in bijna alle opzichten positief. Het belangrijkste voordeel is dat zij eindelijk vanaf hun eerste werkdag pensioen opbouwen. Daarmee verdwijnt het grote gat dat ontstond bij flexwerkers die vaak van baan wisselden of korte opdrachten hadden.

Daarnaast betekent de hogere premie-inleg dat het uiteindelijke pensioenbedrag groter zal zijn. Uitzendkrachten krijgen hiermee een eerlijkere positie ten opzichte van vaste medewerkers in vergelijkbare functies. Dat maakt uitzendwerk aantrekkelijker en biedt meer financiële zekerheid voor later.

Een bijkomend voordeel is duidelijkheid. Waar de oude StiPP-regeling ingewikkeld was door de overgang tussen basis- en plusregeling, is het nieuwe systeem eenvoudiger. Iedereen die werkt, bouwt vanaf dag één op volgens dezelfde systematiek.

Administratieve veranderingen

De overgang naar een marktconforme pensioenregeling vraagt om aanpassingen in de praktijk. Uitzendbureaus en payrollorganisaties moeten hun administratie opnieuw inrichten. Het verwerken van premies, het registreren van deelnemers en het communiceren met opdrachtgevers wordt complexer. Ook voor HR en salarisadministraties bij opdrachtgevers kan dit extra vragen oproepen.

Daarnaast is communicatie cruciaal. Uitzendkrachten moeten goed geïnformeerd worden over hun nieuwe rechten, zodat zij begrijpen hoe de regeling werkt en welke voordelen zij krijgen. Werkgevers moeten duidelijk maken waarom tarieven stijgen en hoe dit samenhangt met de verbeterde pensioenvoorziening.

De bredere impact

De nieuwe regeling past in een bredere trend richting gelijkwaardigheid tussen vaste en flexibele arbeid. Met de afschaffing van de inlenersbeloning en de invoering van gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden wordt de uitzendbranche steeds meer in lijn gebracht met de rest van de arbeidsmarkt. Het doel is om te voorkomen dat flexibele arbeid structureel goedkoper is ten koste van werknemersrechten.

Voor opdrachtgevers betekent dit dat de voordelen van flexwerk meer liggen in flexibiliteit en minder in kostenbesparing. Voor werknemers betekent het een stap richting meer zekerheid en een eerlijkere behandeling.